U bent hier: Home / Studies en publicaties / Samenvattingen Middagen Brussel Stedelijke Ontwikkeling (ex-BROH) / Hedendaagse architectuur in Brussel en de wandeling ARCHI-AUDIO

Hedendaagse architectuur in Brussel en de wandeling ARCHI-AUDIO

Conferenties van 6 november 2012 Philippe SAMYN, Pierre BLONDEL, Jean-Frédéric LAMBERT en Alexandre SANZ MAYOR

Wat is hedendaagse architectuur? Welke vorm neemt ze aan in Brussel? Hoe wordt ze bekeken? Hoe kunnen we ze uitleggen en er informatie over verschaffen aan het grote publiek?

Om deze vragen te beantwoorden, kwamen twee gerenommeerde Belgische architecten, Philippe SAMYN en Pierre BLONDEL, met de vele deelnemers praten en debatteren over hun persoonlijke aanpak van stedenbouwkundige en architecturale ontwerpen.

Daarna was het de beurt aan de architecten en stedenbouwkundigen Alexandre SANZ MAYOR en Jean-Frédéric LAMBERT, die hun gloednieuwe ontdekkingswandeling van de hedendaagse architectuur in Brussel voorstelden. De wandeling ARCHI-AUDIO leidt langs gebouwen die met name werden ontworpen door Philippe SAMYN en Pierre BLONDEL. Tot slot van deze Middag van het BROH konden de deelnemers in de namiddag zelf op pad langs het nieuwe traject.

Screenshot

 

De audiobegeleide wandeling ARCHI-AUDIO

De ontdekkingswandeling van de hedendaagse architectuur in Brussel, ARCHI-AUDIO, is een heuse ‘primeur’ voor het publiek. Op 24 oktober werd ze voorgesteld door de Brusselse staatssecretaris voor Stedenbouw Emir KIR.

Bedoeling is om het grote publiek meer uitleg te geven over hedendaagse architectuur via een wandeling in een nog vrij onbekende wijk (rond het Kanaal van Brussel). De wandelaars leren begrijpen hoe de moderne architectuur precies in elkaar zit, hoe ze evolueert in de Brusselse stedenbouw en met welke uitdagingen ze wordt geconfronteerd.

Het promotiefilmpje dat de bedenkers Alexandre SANZ MAYOR en Jean-Frédéric LAMBERT lieten zien, geeft een mooi overzicht van de volledige wandeling die ongeveer 1,5 duurt. De deelnemers wandelen in een lus met vertrek aan de Vlaamse Poort (aan het einde van de Antoine Dansaertstraat, recht tegenover het Kanaal).

Tijdens de wandeling worden twaalf architectuurprojecten voorgesteld. De meeste zijn ontworpen op schaal van de wijk (kleine wooncomplexen, crèches, sportinfrastructuren, stadsmeubilair, …) en vloeien niet zelden voor uit ‘wijkcontracten’, dwz overheidsprogramma’s die zich tot doel stellen kwetsbare wijken te herwaarderen. Ze werden hoofdzakelijk geselecteerd vanwege hun uitstekende integratie in hun sociale, economische en bebouwde omgeving.

Deze gebouwen illustreren verschillende thema’s, zoals de inschrijving van de architectuur in haar omgeving, de artistieke en poëtische dimensie van de architectuur, het belang van het licht in de architectuur, de functionele en sociale gemengdheid van de gebouwen of de schaal van het project ten opzichte van de wijk.

De geluidsband van de audiogids bevat interviews met de bedenkers van de wandeling, maar ook met de bewoners van de bezochte wijken en met ambtenaren van de verschillende instellingen. De wandelaars krijgen uitvoerige informatie en verschillende adviezen over de projecten en hun wijken. De interviews werden afgenomen in het Frans, maar een Nederlandse en Engelse vertaling werd ingelezen door acteurs van wie de betreffende taal de moedertaal is.

Straatgeluiden en hedendaagse muziek zorgen voor een ludieke opluistering van de interviews. Van enige ‘schoolsheid’ is tijdens deze wandeling geen sprake.

Wat de bedenkers tijdens de uitstippeling van de hedendaagse architectuurwandeling het meest opviel, was de uitstekende integratie van de projecten in de economische, sociale en stedenbouwkundige omgeving van de wijk en vooral de meerwaarde die ze aan de wijk bieden, hoe bescheiden hun omvang soms ook is. Het antwoord van de architecten op de specifieke en lokale uitdagingen, maakt deze projecten volgens hen uniek. Elk project heeft een eigen architecturale identiteit die op haar beurt bijdraagt tot de identiteit van de wijk en bij de bewoners een gevoel van samenhorigheid opwekt. Als de bewoners de logica en de intelligente compositie van de architecten begrijpen, kan dit de samenhorigheid en zelfs de trots, die broodnodig zijn voor de harmonieuze ontwikkeling van de stad, alleen maar ten goede komen…

Goed om weten

De audiogidsen ARCHI-AUDIO zijn in de drie talen verkrijgbaar bij de toeristische dienst “Visitbrussels”, gevestigd in het stadhuis op de Grote Markt van Brussel.
Hij kan in mp3-formaat worden gedownload via de website www.archi-audio.be/fr/le-parcours en op i-tunes Podcast of Androïd Podcast via de website http://archi-audio.podomatic.com/rss2.xml, waarna hij op ieder ogenblik kan worden afgespeeld.

 

Architectuur is als een reis met bagage en landschappen

Voor Pierre BLONDEL is architectuur een reis met bagage en landschappen.

De “bagage” van de architect is samengesteld uit zijn kennis, zijn cultuur en zijn verlangens. Die vormen zijn passieve bagage. Zijn actieve bagage bestaat uit zijn engagementen, zijn vormelijke aspiraties en zijn politieke kijk op de wereld die hem omringt. Al deze bagage neemt hij mee in al zijn projecten.

De “landschappen” vertegenwoordigen de context van het project in de ruime betekenis van het woord: de sociale, economische en milieuaspecten van de wijk, de fysieke kenmerken van de locatie (reliëf, oriëntatie van de zon, temperatuur, soorten en periodes van verstedelijking, …), de toepasbare wetgevingen, de beschikbare budgetten, het te realiseren programma, de partners van het project, het publiek/de eindklant, enz. Het landschap is het element dat bij elk project verandert en het uniek maakt, verschillend van de andere projecten van de architect.

 

Met deze beide componenten op zak, kan de architect ‘op reis’, dwz kan het architectuurproject vorm worden gegeven. Ideaal is dat de reis het evenwicht vindt tussen de bagage en de landschappen. Als de bagage elke vorm van landschap domineert, worden de architectuurprojecten te veel ‘gereproduceerd’ ongeacht het landschap: her merk en de stijl van de architect zijn te zeer aanwezig in de projecten. Domineert daarentegen het landschap en legt de context te veel beperkingen op (financiële, wetgevende, programmatorische, …), dan zal de architect het moeilijk hebben om zijn bagage, zijn competenties, zijn visie door te drukken en interessante projecten te ontwikkelen die verrijkend zijn voor de wijk waarin ze moeten worden geïntegreerd.

Remparts1Remparts2

Sportzaal in de Papenvest in Brussel-Stad, te bewonderen tijdens de wandeling ARCHI-AUDIO (2001). Arch. Pierre BLONDEL

Gedaan met die fantasmen over de PPS

Tijdens zijn presentatie van het complex van 13 sociale woningen in de Verrept Dekeyserstraat, wijst Pierre BLONDEL de deelnemers op de gevaren van de privaat-publieke samenwerking (PPS), vooral als de privépartner de aannemer van de werken is, zoals bij dit project het geval was.

In deze PPS-configuratie is de aannemer (bouwheer) tevens de opdrachtgever, zodat de architect zijn rol van opvolging en controle van de goede uitvoering van de werken niet correct kan vervullen.

De architect stelde in dit project verschillende gebrekkige uitvoeringen vast, waaronder de gevelbepleistering. Terecht weigerde hij daarom de oplevering van het gebouw. Maar in plaats van de bepleistering te herstellen om te beantwoorden aan de eisen van de architect en de klant, zoals dat gebruikelijk is, deed de aannemer niets omdat hem dat geld zou hebben gekost. Resultaat? De bepleistering takelt al 10 jaar verder af en werd nooit opgeleverd! De GOMB – die de publieke partner is in dit project – kon tot op heden niets doen om het probleem op te lossen.

Als de overheid beslist om een project te realiseren in het kader van een samenwerkingsverband met de privésector, doet ze er goed aan om van meet af aan en tijdens de hele duur van het project de verschillende rollen van de (private en publieke) opdrachtgevers, de uitvoerders (aannemers/afzonderlijke bouwvakken) en de architect duidelijk van elkaar te scheiden, kwestie van het project niet te laten ontaarden in een bron van onoplosbare problemen zoals hier het geval is.

Dekeyser

 

Wooncomplex in de  Verrept Dekeyserstraat in Molenbeek, te bekijken tijdens de wandeling ARCHI-AUDIO (1999-2003). De bepleistering is slecht uitgevoerd en werd nooit opgeleverd.   Arch. Pierre BLONDEL

Op naar de “derde industriële revolutie”

Voordat hij zijn uiteenzetting begint, beveelt Philippe SAMYN het boek La troisième révolution industrielle van Jeremy RIFKIN (Amerikaans economist en essayist) aan, vertaald uit het Engels (The third industrial revolution, 2011) en uitgegeven bij Les Liens qui Libèrent (LLL), 381 pagina’, februari 2012.

RIFKIN heeft het in dit boek over het einde van de industriële revolutie die is gebaseerd op olie en andere fossiele energieën. Nu de wereldeconomie voor de tweede keer is ingestort, is de mensheid op zoek naar een strategie die haar naar een duurzame economische toekomst kan leiden. De auteur toont aan dat de fusie van de internettechnologie met hernieuwbare energieën een krachtige dynamiek kan creëren die ons in de “derde industriële revolutie” brengt. Hij droomt van honderden miljoenen mensen die hun eigen groene energie produceren en delen op een “energie-internet”.

De 5 pijlers van deze derde revolutie zullen volgen hem duizenden bedrijven uit de grond stampen en miljoenen banen creëren. Onze economie en de menselijke relaties zullen fundamenteel gereorganiseerd worden: de overstap van de hiërarchische (verticale) macht naar de ‘laterale macht” (transversale coproductie of samenwerking) zal onze manier van communiceren, van het besturen van de samenleving, van het opvoeden van onze kinderen fundamenteel veranderen en ons nauwer betrekken bij het burgerlijk leven.

In deze context van verregaande veranderingen, beschouwt Philippe SAMYN onze samenleving als een experimenteel laboratorium dat zich moet ontwikkelen rond ‘projecten’. Voor die ontwikkeling rekent hij vooral op de kmo’s en niet zozeer op de grote bedrijven, die niet de nodige flexibiliteit en aanpassingsvermogen hebben om efficiënt te beantwoorden aan de huidige evoluties.

De samenleving heeft nood aan creatieve geesten, uitvinders, technici, zoals de fysici van de bouwsector (waaraan bij ons een tekort is). Met de huidige technologieën kunnen we immers alles wat we nodig hebben zelf hertekenen, in plaats van ons tevreden te stellen met wat de catalogussen ons aanbieden.

Al deze (r)evoluties hebben een rechtstreekse en aanzienlijke impact op de architectuur. De stedenbouwkundige diensten, de architecten, de aannemers, de bouwheren, … moeten deze impact integreren in hun dagelijkse praktijk om toe te treden tot de derde industriële revolutie van de mensheid.

Elk architectuurproject begint met het ‘grote project’ van de klant

Volgens Philippe SAMYN begint elk architectuurproject met het “grote project” van de bouwheer, een genereus project dat hem gelukkig zal maken. Wat de architect in dit stadium dus eerst moet doen is luisteren naar de klant, een duidelijk beeld krijgen van zijn (al dan niet uitgesproken) behoeften, verlangens en dromen.

Vervolgens is er de ‘locatie” en haar eigenheid (genius loci). Het Bestuur voor Stedenbouw garandeert dat deze ‘genius loci’ gerespecteerd wordt en zou bijgevolg de architect alle (historische, stedenbouwkundige, technische, wetgevende, …) informatie moeten bezorgen waarover zij beschikt met betrekking tot deze locatie. Het zou daarom interessant zijn als het Bestuur een databank zou samenstellen op basis van de milieu-effectenstudies, de verschillende inventarissen en de onderzoeken die voorafgaan aan de plannen en de vergunningen.

Op basis van deze informatie moet ook de architect zich de locatie eigen maken, hij moet ze aanvoelen, begrijpen en analyseren. En zich laten inspireren door de kenmerken van de locatie: het licht waarin ze baadt, de natuur die haar omringt, de dominerende winden, maar ook haar kleuren, haar geuren en haar specifieke geluiden.

De architect is geen kunstenaar, hij is in de eerste plaats een technicus.

Philippe SAMYN benadrukt dat de architect geen kunstenaar is die creëert zonder theoretische kennis, zonder beperkingen en zonder speculatie. De architect is in de eerste plaats een uitstekende technicus die vertrouwd is met de verschillende bouwtechnieken. Creativiteit komt pas op de tweede plaats.

Deze technische kennis zou overigens beter moeten worden onderwezen in de architectuuropleidingen in ons land. Het boek van Christopher ALEXANDER, A Pattern Language: Towns, Buildings, Construction (1977) is in dit opzicht een uitstekend referentiewerk voor alle architecten.

Eenmaal de technische kennis verworven is, kunnen de architecten aan het bedenken (en misschien ook creëren) slaan. Ze moeten in hun project ook sentiment leggen, want het is dat sentiment (of die extra dimensie) dat ervoor zorgt dat de samenleving en de opdrachtgevers van het gebouw gaan houden en het met de beste zorgen zullen omringen.

Ten slotte moet de architect ruim aandacht besteden aan de bouwtekening, in het bijzonder aan de verhoudingen. De “modulor” (samentrekking van “module” en “nombre d’or”, gulden snede), die Le Corbusier in 1945 bedacht om een maximaal comfort te creëren tussen de mens en zijn vitale ruimte, is geen navolgbaar model omdat het slechts een tweedimensionale benadering biedt. De architect laat zich beter inspireren door het model van het oude Griekenland: de “driehoek van Pythagoras (volgens de stelling van Pythagoras  a2+b2=c2, biedt de driehoek de verhoudingen 3 - 4 - 5), of door het “plastische getal”* dat in de 20ste eeuw herontdekt werd door Dom Hans van der LAEN en dat aan de basis ligt van een verhoudingssysteem dat wordt gebruikt in de architectuur. Het plastische getal is voor de architectuur wat de gulden snede is voor de schilderkunst.

*Het Plastische Getal, XV lessen over de grondslagen van de architectonische ordonnantie”, werd in het Frans vertaald door Dom Xavier BOTTE, 1960.

 

Erasmus

 

Erasmus College, Zespenningenstraat, 70 in Brussel-Stad: situaties na renovatie (2005).Te bewonderen tijdens de wandeling Archi-Audio.   Arch. SAMYN and PARTNERS  © SAMYN and PARTNERS

Architectuurwedstrijden voor een win-winsituatie

Tijdens de debatten die volgden op hun uiteenzettingen, wezen Philippe SAMYN en Pierre BLONDEL de deelnemers op de noodzaak om architectuurwedstrijden te organiseren zonder de architecten uit te buiten, kwestie van win-winsituatie te creëren voor de organisatoren en de architecten.

Maar al te vaak immers staan dergelijke wedstrijden open voor alle architecten (of zelfs architectuurstudenten) die daar niet voor worden betaald. Alleen de winnaar van de wedstrijd krijgt een prijs om zijn werk (dat tot 4500 uur in beslag kan nemen) te “compenseren”. De andere deelnemers kijken aan tegen een financieel verlies. Een dergelijke situatie is op termijn onhoudbaar, zeker als we weten dat zelfs internationaal gerenommeerde architectenbureaus hooguit één wedstrijd op tien winnen!

In de praktijk, zo zeggen de sprekers, is een ontwerp dat niet wordt betaald veelal een slecht ontwerp. De ontwerpers hebben er immers niet genoeg tijd aan besteed om er een goed en betrouwbaar ontwerp van te maken. Daarom vragen de sprekers de wedstrijdorganisatoren om het aantal deelnemers aan de wedstrijden te beperken (op basis van een preselectie) en deze architecten een redelijke vergoeding te geven die in verhouding is met de tijd en het werk dat ze in hun deelname hebben gestoken.

Te vaak ook worden de wedstrijden georganiseerd door instanties die nog precies weten wat ze moeten of willen doen op de locatie in kwestie, en dus van de architecten (gratis) ideeën verwachten voor hun projecten.

In de praktijk levert dit soort van ‘ideeënoproepen” echter zelden iets op, bij gebrek aan stedenbouwkundige visie, politieke wil of gewoonweg budget. Om tijd- en geldverspilling voor zowel de organisatoren als de deelnemers te vermijden, vragen de sprekers om van meet af aan duidelijk het voorwerp en de concrete modaliteiten van de wedstrijden te bepalen. De organisatoren moeten de architecten ook alle informatie bezorgen over het project en zijn context, zodat niemand nog tijd verliest (tot 1500 uur) aan het opzoeken van dit soort informatie.

Alleen als deze voorwaarden voor een win-winsituatie worden gerespecteerd, zullen de (betere) architectenbureaus deelnemen aan de wedstrijden en de beste oplossingen voorstellen die aansluiten bij de doelstellingen en uitdagingen. Alleen aan deze voorwaarden ook zullen de geselecteerde projecten technisch en financieel beheerst worden en ten volle beantwoorden aan de verwachtingen van de organisatoren en de betreffende besturen.

 

Architectenbureaus

SAMYN and PARTNERS architects and engineers

Steenweg op Waterloo 1537 - 1180 Brussel - Tel. 02/374.90.60

E-mail : sai@samynandpartners.be

www.samynandpartners.be (E-book Philippe Samyn – Constructions)

 

Pierre BLONDEL architectes sprl

Flageyplein 7 - 1050 Brusel - Tel. 02/649.81.81

E-mail: pblondel@skynet.be

www.pblondel.be

Document acties